rekenschap als troost

Ik ben éénmalig.
Dat ben jij ook.
Wij zijn éénmalig.

Op eender welke tafel
in de tijd, de taal of de
som van allemaal,

vermenigvuldigen
en delen wij ons
oneindig tot
één.

Altijd tot één.

Of jij en ik samen
éénmalig was,
maakt niet uit,
het was zalig.

Ik tel de dagen
tot ooit niet meer,
ik wil vooruit

maar ik zeg het nog één maal:
ik zie je door en door
en door graag!

(Reken maar.)

don-eer een keer

 

Heb ik je geraakt?
Je dag beter gemaakt?

Zin om iets terug te geven?
Een koffie of je leven!