van de wereld

Ik heb de wereld in een doosje.
Eerlijk, álles zit erin.
Ze komt eruit met tussenpoosjes
en alleen als het haar zint.

Er zit een deksel op het doosje,
dat er deksels goed op past.
Het behoedt voor buitenwereldjes
en houdt haar stevig vast.

Soms blijft het doosje zo lang dicht,
dat ik niet goed weet waar gekropen.
Dan troost ik mij: straks gaan het
doosje en de wereld wel weer open.

Dan wacht ik muisstil en aandachtig,
tast ik verder in het duister
en leg mijn oor in mijn o zo
kleine wereldje te luister.

Wat kan er wél, hier in dit donker
en met de allerbeste wil
van de wereld? Kan ik iets maken
voor een wereld van verschil?

Kan ik wat lelijkheid de wereld
uit helpen, wat moois erin?
Zodat ik het straks aandurf,
terug de wijde wereld in.

Ik moet wat moed verzamelen
en opnieuw op krachten komen.
Want ik wil haar ook graag tonen,
deze wereld van mijn dromen.

Hoe prachtig het hier is,
nu mijn nachtzicht weer goed werkt,
het kind dat ik hier vind, hoe zij
in haar wereldje aansterkt.

Wát zit erin? Wíé zit erin?
U wilt het weten? Sst, niet te luid!
Alleen in stilte en uit liefde
komt zij er voor een ander uit.

Kom dichterbij, maar heel voorzichtig,
piep mijn doosje maar eens in.
Kijk diep, voel dieper, en dan zal
je ’t zien: waarmee ik goud spin.

Een pen, papier, een potlood,
een naald, een rode draad.
Ja, hele kleine dingen
voor elke grootse scheppingsdaad.

’t Zijn spulletjes van onschuld
waarmee ik geduldig schep.
Wat foto’s van de mensen en het
kind dat ik liefheb.

De waardering die ik mezelf
als jonge vrouw heb gegeven,
een veertje als herinnering aan
de lichtheid van het leven.

Een doosje lucifers voor vonken
van altijd nieuwe kansen.
En verder niets dan ruimte om
te zingen en te dansen.

Ik heb de wereld in mijn doosje,
echt, alles waar ik van hou.
Toch is er plaats voor nog een foto,
ik heb nog geen beeld van jou.

Want op elk doosje past een dekseltje,
ja, daar geloof ik in.
Tot dan maak ik het in mijn wereldje
verder naar mijn zin.

‘k Ben wel benieuwd naar dat van jou
en hoe het bij het mijne past.
Gelukkig is dat niet mijn zorg,
de bovenwereld regelt dat vast.

O, wees maar zeker dat, als jij
het bent die mij beminnen gaat,
mijn doosje jou direct herkent
en met een glimlach binnenlaat.

Dan trekken wij ons samen terug
en doen we lekker wereldvreemd,
tot het verlangen ons te delen met
de héle wereld het overneemt.

Dan zijn we weer van de wereld,
na gans van de wereld te zijn.
Mmm… zo heerlijk, over ons
te fantaseren vind ik al fijn.

Geen haast, ik zit hier warmpjes,
in mijn wereldje, met mijn pen.
En ik wéét dat ik je met
dit schrijven al aan ’t scheppen ben.