ze blijft dat mooie meisje van zes jaar
je zag haar op de schommel, ze was naakt
met op haar hoofdje wat hij had gemaakt,
een kersenbloesemkransje in het haar
ze blijft dat slimste meisje van de klas
dat jouw verdriet als nietig had verklaard
een dode kat was haar geen tranen waard
onder de kerselaar huilde zij pas
ze blijft dat rare kind dat niet wou spelen
veel liever kroop ze stiekem in de kast
haar liefde voor de eenzaamheid werd groot
ze zocht er wat de lente toen kwam stelen
en at haar tranen, niemand zo tot last
de bloesems waren rot, haar papa dood.