Gorgeous d’Ardèche

Lees/Luistertijd: 15 minuten

 

I.

 

Wij rijden iets meer dan duizend kilometer zuidwaarts.
Wij dalen nòg iets meer dan duizend stappen af op onze reis.
Wij staan paf van dit aards paradijs. De Gorges d’Ardèches.
We volgen les flèches en zeggen niet veel meer dan ‘oe’ en ‘a’,
terwijl onze knieën knikken van ‘ja, ja, ja…’

We zetten onze tent op aan de rivier.
We leggen het moment vast met
het laatste piket, het eerste portret.
Ons avontuur begint hier. En nu/e.

We trekken ons niets meer aan, we leven puur.
Uitgestrekt en ongerept in de natuur.
Wij zijn onthaast. Wij doen haast niets met onze tijd.
Hier in het zuiden raken wij het noorden kwijt.
Wij warmen op, dichtbij onszelf en mekaar. Wij evenaren.
Iedereen is hier even veel als een ander waar.

Wij dagdromen stroomafwaarts en zien het in: alles heeft hier zin.
Niemand zwemt langer tegen de stroom in dan
zijn hoogste zwembrevet. Er hoeft hier niemand te worden gered.
Kinderen vissen met een piepklein net op hun grootste pret,
gooien de visjes wel terug. Niemand vist naar betekenis.
Alles wordt hier losgelaten. De olifant die is hier een mug.

Genieten is een eitje.
’t Is gebakken op een heet rotspartijtje.
We krijgen er maar niet genoeg van. Never un oeuf.
We ruiken vrij en naar oeroud gesteente.
Onze benen nog zo blank en onze buik nog zo glad als hen.
We horen de echo van onze echte stem.
De rotswand weerkaatst ons en wij hem.

Iedereen gaat hier buiten naar binnen.
We spelen spelletjes met mekaar. Maar niet om te winnen.
Wij verzinnen ons een nieuw verhaal en spreken allemaal
dezelfde taal; zo klaar als dit groenblauwe water.
Hier is het nu/e te doen en te laten, hier is geen later.

Ook aan de lucht valt er geen wolkje te bespeuren.
De wind zucht de nieuwe geuren en kleuren aan.
Wij laten kajak voor kajak onze gedachten varen.
Wij blijven hier een week voor altijd en aan alles blootstaan.

We drijven mee op de tijd van zon en maan,
we zijn ze kwijt, we zien ze staan en schitteren boven verwachting.
De zon elke dag in het midden van de aandacht,
de maan die zich  ’s nachts op het puntje van de Gorges
te rusten legt en ‘tot morgen’ zegt.
Zij weerspiegelt de glimlach in elke hangmat.
Wij wiegen en schommelen onze hemelse lichamen erin,
voelen ons alles behalve mat en dommelen glansrijk in .

Geraakt door zo veel glinstering,
zijn wij onze naakte herinnering.

Wij vinden ons terug.
We zijn gestopt met zoeken.
We vergeten het hier niet:
wij zijn beschermd natuurgebied.

II.

 

Wij wandelen de zool uit ons lijf.
Langs beklijvende rotswanden,
over rapides, door zand, duinen en bos.
We gieten liters water naar binnen,
laten anderhalve meters los.
We komen weer bij zinnen, maar
de woorden schieten ons nog vaker tekort.

Wij doen aan contactsport met onszelf,
we klampen ons niet vast aan mekaar,
maar aan de hete smeedijzeren rails.
We volgen de wegwijzers: keuteltje voor
keuteltje, de uitgestippelde trails.
Wij zijn berggeiten in spreidstand, maar ons hoor je niet mekkeren.
We zien hoe de bok zijn weg ook lekker vindt en
hoe hij aan zijn bestijging begint.

Wij hijgen met de Franse H en leren Frans van onze behoeftige fans:
lâche-moi en réculer pour mieux sauter
en rester sur le sentier en se sentir bien centré en
dat wij niet hetzelfde als dit dier hoeven te kunnen.

Stap voor stap worden wij een echte kei in balanceren,
op het water en aan land behouden wij constant het evenwicht.
Wij verleggen stenen, lopen licht van stapel tot opstapeling,
huppelen op de flanken met beneden ons de klanken van het
suppen, de kano’s en de kajaks die omslaan of slalommen.

Nee, voor ons geen luieren in de lommer vandaag, niks traag of in de zoete luwte.
Onze schaduw kan ons nu amper volgen, ligt nederig aan onze voeten.
We trappen er samen met onze adem op en happen naar lucht
terwijl we nog meer o’s en a’s en ‘kijk daar eens’ zuchten.

We spotten vlinders met zebraprint, panter-, tijger- en zelfs luipaardmotief.
De kuddes kajakvaarders staren van wablief?
naar ons, de naturisten, als een bedreigde soort.
Wij wandelen onverstoord door.

Wij vragen ons niet af hoe we er uitzien,
daarvoor voelen wij ons te goed.
We vinden onze gemoedsrust in de rust van elk gemoet.
Masker noch mascara, wildgroei van onze haren,
wij  leven! en lijven ons verder in.
Wij drijven in eigenwijzerzin.

Wij stappen zonder schokdemping
blootgewoon weer onze camping in.

Wij vinden ons terug.
We zijn gestopt met zoeken.
We vergeten het hier niet:
wij zijn beschermd natuurgebied.

III.

 

We glijden over de Ardèche.
In onze kajak een ton met rugzak: een picknick met pêche.
We volgen onze flow en smeren zonnemelk met wow-factor.
zonder gemor trekken wij voor een keer niet al onze kleren uit,
maar binden onze reddingsvesten wel stevig vast aan onze schuit.

We varen met gemak in onze duo kajak,
losjes en in een strak ritme, ja, het zit wel goed.
Net als dat witte wet t-shirt als zonnehoed.
We vliegen nergens uit de bocht op onze tocht,
verlaten nu en dan de stoet en leggen aan om ons te leggen,
drinken de droogte weg en nemen polshoogte op.

De zon staat nu boven aan zijn top en brandt.
Onze onderarmspieren voelen al wat tweedehands,
de zonnecrème brûlée. We nemen hier en daar een frisse plons.
duiken als koppeltje onder en dan terug op in onszelf.

We vinden nieuwe woorden uit.
Zoals: grotsen, alfamails, avocadeau, la douche france en loken.
We koken elke dag met een teentje meer en
worden een teintje bruiner.
Bronzer aan la Rivière en in haar duinen is hier
zoals boeken lezen: une activité.

Onze look is hot: we krijgen weer kleur,
we geuren ernaar en we smaken naar meer.
Als een God. In Frankrijk natuurlijk.
Maar vandaag is avontuurlijk!

Dus wij sturen onze kajak verder in de Ardèche en splash!
Er springt zomaar een vis aan boord.
We bevrijden hem van zijn zelfmoord.

We lonken zonder schaamte in spleten en spelonken.
We zien een bever met de billen bloot schrikken,
maar wij gillen nog harder in onze kajak.
We zien kikkers in camouflagepak,
verholen slangen en hagedisjes
en met de benen bengelend overboord
hengelen we naar de scholen visjes,
hielenlikkers in ons kuuroord.

Nog een pauze.
We breken het Frans brood.
We preken van ‘dit is mijn lichaam’,
smeren alles in met onze saus: olijfolie,
een tomaat als appel in de hand,
peper en zout op de huid.
We blijven nergens lang op de plaats trappelen.
We zweten alles toch weer uit.

We varen traag  en vol genot de kloof uit.
Tussen ons is daar geen sprake van.
De kajaks worden op de aanhangwagen geschoven
achter onze volgende bakoven:
op de bus oefenen we heel even in nietsen
terwijl we zeven zotten de bergen op zien fietsen.
Wij hebben onze piek vandaag al
bereikt op het allerlaagste punt.

Genoeg gestunt. Verrijkt naar huis nu. Terug in onze pure.
Iets calorierijk maken op een laag pitje van onze gasvuren.

Wij vinden ons terug.
We zijn gestopt met zoeken.
We vergeten het hier niet:
wij zijn beschermd natuurgebied.

IV.

 

Wij ontmoeten zielsverwanten
voor de allereerste allerlaatste keer.
We planten onze zaadjes,
voeren geen prietpraatjes.
We zeggen: we gaan jullie voor altijd onthouden.

We hebben het over alles van belang,
van wie we houden en waar we nog bang voor zijn.
We kijken ongehinderd smoorverliefd naar de wereld,
vooral naar alle kinderen.
We zien een Bambi water drinken uit de stroom,
terwijl de kleintjes naakt klimmen in de bomen.
We waken over hen en vinden het allemaal heel gewoon.
De vlinders in onze buik landen op onze handen.
We wassen alles in hun onschuld.

Wij leven in onze droom. We zinderen.
Je zou van minder maar hier voelen wij ons meer dan thuis.
Ondersteboven van de vleermuizen
en binnenstebuiten van open deuren.
De tijd staat stil en vliegt als de reiger.
We krijgen kippenvel van zo veel chaleur.

Voici l’heure: de avondzon doet de rimpelingen
en versnellingen glinsteren in de rivier
en ook op ons gelaat ligt hier een gloed,
onze snoet lijkt wel trager te verrimpelen.

We slapen bloot onder de zevende hemel.
De volle maan vervult ons van haar spiegelbeeld.
’t Is goddelijk wat hier allemaal speelt.
Wij kijken sterren, ze knipogen terug.
We vallen samen en in een diepe slaap op onze rug.

Een onweer barst onze laatste weerstand los.
Het dondert in de kosmos.
We tellen de seconden.
We nemen snel een foto zonder flits.
Het bloed stroomt even fel door onze aderen.
De bomen ritselen in hun bladeren,
wij ritsen onze tenten snel dicht.
De regen klinkt zo licht en zacht
dat wij ons neerleggen bij deze laatste nacht.

Wij vinden ons terug.
We zijn gestopt met zoeken.
We vergeten het hier niet:
wij zijn beschermd natuurgebied.

V.

 

Wij boulderen toch nog op die ene rots,
we springen er vol trots van af.
We zingen van je t’aime, moi non plus.
We spreken van geluk en plukken de dag
nog één keer nu/e.

We missen hier niets, tenzij onze geliefden
waar we dit ook mee willen delen.
We spelen met het idee van misschien ooit.
We vinden de mooiste hartvormige stenen
en voelen de vlinders voor hen weer in onze buik
en van kop tot teen dopen wij ons
nog een maal  in de rivier met la grâce de Dieu.
We dichten de kloof, hebben haar op papier,
nu/e nog een révérence en adieu!

We klimmen uit dit dal vol piekervaringen.
We zetten onze laatste naakte stappen,
laden dapper onze spullen van de lift
en puzzelen er twee lifters naast.
Ja hoor, het lukt ons wel! Tetris!
Wij voelen ons nog frisser, fruitiger en
zelfs guitiger dan dit grappige stel.

We stelen ranke rode wijndruifjes onderweg
en delen ze met de kicherende tortelduifjes.
We lachen in het Duits, Engels, Nederlands en Frans.
We droppen die Mädchen in Valence.

We rijden Nancy in met een laatste sappige nectarine.
De gele nummerplaten vol oranje maken ook hun rentreej.
Henk en Truus zien er wat roder, maar even beduusd uit als ons.
We tanken nog een laatste keer bij,
euro 95 en nog een klein stokje broodje met olijfolie.

We matchen met de goudbruine velden van la campagne.
We stretchen onze ledematen en de tijd tot aan de grens.
We naderen ons leven en de mensen die ons in dat van hen wensen.
We zitten de rit uit en voelen ons stilaan weer klaar
om voor een ander beschikbaar te zijn.

We zijn afgekickt van ik en voelen ons vrij.
We schrijven alles nog over op een ander vel in ‘wij’.

We rijden onze straat in en kijk: het licht is nog aan.
We zien in het huis onze mooiste reflecties staan.

Wij vinden ons terug.
We zijn gestopt met zoeken.
We vergeten het ook hier niet:
wij zijn beschermd natuurgebied.

foto's: Martin Vanbembembem