à Merveille

un

 

Groene lappendekens, witte wattenwolken, rode airhostessen, blauwe businessclass kussens en daartussen: moi. Met aan mijn linkerzijde een venster op de wereld en aan mijn rechter een sterke Fransman zonder naam, maar met une main ferme die ik zeker vast mag houden, zouden we in dat ene vliegtuig zitten dat toch crasht. Mijn lifevest: check.

‘Snacks & beverages… visa, no cash’, kan ik nog net horen, voor ik verdwijn in mijn gemijmer. Ik tel de watertorens, windmolens en zwembaden in mijn schilderijtje van een fenêtre. Straks tel ik niets meer, behalve de tien dagen die ik zal être, à Merveille, aan het minder-is-meer.

Een paar weken geleden deed ik voor het slapen gaan een ‘Manifest Miracles Meditation’. De ochtend erop werd ik uitgenodigd om op een wonderlijke plek in het zuiden te komen dog- & housesitten. Dat zag ik wel zitten. En zie mij hier nu zitten: op een vlucht die met een uur vertraging vertrok. Maar dat trok ik mij niet aan, want vertragen, daar ging ik de dagen mee vullen.

Ik voel het Engelse ‘relief’ en zie het Franse ‘relief’ toenemen. Loodrechte, verharde straten veranderen in zacht meanderende waterlopen. Straks houden de rivieren mij weer in hun open armen, zoals vorig jaar, en ruikt mijn huid weer naar alles wat me kan verwarmen.

Het vliegtuig zet de daling in. Ik zal nog tien dagen in de wolken blijven.

deux

 

Hier is alles gewoon goed en niets goeder.
Hier mag ik een keer moe zijn en niet moeder.
Hier mag ik zelfs lui zijn en hoeft er niets luider.
Hier mag ik verstillen, stilvallen, meer dan een week
uit de tijd vallen en uit eender welke indentiteit.
Hier hoef ik niemand te zijn, hier mag ik gewoon zijn.

Ik ben en ik ben in mijn element tussen die van de natuur.
Naamloos punt nu. Puur en met de zon, de maan
en een knorrende maag als enige tijdsbesef.
Bref, dit is la douce France, waar mijn gezicht kan ontfronsen,
ik een gedicht of twee kan schrijven en zacht aanwezig blijven bij mezelf.

Waar ik goed kan voelen dat ik alleen nooit eenzaam ben,
alleen bij andere ikken .
’s Avonds verwerk ik de vers geplukte perziken
tot ik er roze wangetjes van krijg.

Ik zeg ‘mooi lig’ tegen mijn uitgehijgde nieuwe vriendjes
en ook ik gehoorzaam mezelf.
Ik slaap wel.

trois

 

De hondjes stofzuigen het gras in de luwte, terwijl ik in de zon de French press vacuüm duw. Het meer ontsluiert zich zo traag vandaag, dat niemand er wat van mist. De eerste slok van mijn café is als dat zacht uitgedrukte ‘engeltje dat op je tong pist’.

De eenden lachen mij alweer uit. Een reiger stijgt op en zet de toon: in sol…eil, sol…itude, sol…ution-mirracle. Allerlei vogels fladderen rond mijn oren, ik ben hun flabbergast.

Ik droomde deze nacht van de mensen die ik liever niet had gemist. Verwerken, ja, dat was wel te verwachten. Ook de bomen schudden hun laatste rouwdruppels van zich af. Filou blaft als Loebas huilt naar iets dat zich verschuilt aan de overkant en dan blijven ze blaffen naar de echo van hun blaffen, blijven ze blaffen naar de echo van hun blaffen, blijven ze blaffen naar hun blaffen, blijven ze blaffen naar hun blaffen, blaffen naar hun blablabla…

Eén koffie en mijn kop is zo helder als het meer. Waarschijnlijk zou ik nog klaarder wakker worden met een ochtendduik erin, maar mijn lichaam ontluikt liever langzaam. We mooiliggen met z’n drietjes op onze buik. De doggies met style en eindelijk zonder geblaf. Ik avec stylo en blanco blad.

Hier ben ik ‘une poète’.

Po-être: dichter zijn, peut-être? Peu être: een beetje zijn? Une po-elle: zij die zich een beetje dichterbij wil schrijven? Ah nee, dat was iets anders.

Een pan, vol seizoensgroentjes van de marchée met blokjes tofu. Meer moet dat niet zijn. Ik schep genoegen uit alweer een gewoon genoeg. Tofu or not tofu, grapte hij ooit. Ik moest daar toen heel hard om lachen. Hij wou altijd meer en altijd minder van mij, mijn coup de foudre. Hij moest nog ontmoederen. Nee, dit heeft geen zin. Ik adem Eva diep in en Adam hem uit. Vooruit, tourne cette page.

’s Avonds barst de hemel los in een spektakel van een orage en kleurt de lucht als een LGBTQ-vlag met heel veel plusjes. Wow! Alles zindert en na de lichtshow ga ik nog verder met mijn geminder. Ik loop in mijn blootje door de regen, verwijder de bladeren uit het gootje. Nu stroomt de dag helemaal weg.

quatre

 

Hier stel ik geen vragen, geen doelen.
Hier liggen geen lagen over het voelen.
Het is zo onomwonden als dat van een kleuter:
oordeelloos boos, vrijuit verdrietig,
uitbundig gelukkig, alles of nietig.

Bang ben ik hier nog niet geweest.
Of toch: ik ben bang van moe blijven.
Maar moe is hier ook gewoon moe,
dat ondervind ik aan den lijve,
dus ik leg me er bij neer.

Mooi lig.

Ik baad in de zon, in het meer, in de zon,
in het meer, in de zon en niet meer dan dat.
Ik weet weer blijf met mezelf vandaag.
De weerstand smelt, ik vervaag,
ik ben nog net een drijvend lijf.

Het is zo warm dat er een ijsvogeltje
op anderhalve meter van me landt.
Ik fluister het toe, ik ben ook dichter,
ik wil je eilandje wel zijn, je île,
je zielsverwant, je niets of niemand.
Natuurlijk luistert het alleen naar zichzelf.

Terug op het droge, kietelt een lila vlinder
de rug van mijn hand, terwijl een andere
met haar ogen flirt in mijn richting.
Ik verzin het woord ‘dichtding’.

Wat zie ik graag almaar meer in almaar minder,
denk ik, en dan zie ik meer en meer vlinders,
weer een bonte pride parade.
Dat waar je op focust, neemt toe.
Schoonheid zien is in Merveille
dan ook ronduit een eitje.

De enige overgebleven kip op het erf
legt er momenteel geen, naar het schijnt
voelt die zich wel eenzaam en alleen.

’s Avonds kook ik er twee.
Bruin gebakken oefen ik onze mooilig op bed.
De pretoogjes van de woefjes vallen toe.
Ik ben ook moe. En oef, dat is ok.
Bonne nuit, les Loulous.

cinq

 

Un café en dan verder wakker worden met de rakkers op de yogamat. Wie mat er wie het eerst af?

In kleermakerszit zonder kleren. Ik recht mijn rug, open mijn hart en leg mijn handen ook als kommetjes in mijn schoot. De linker boven, zo heb ik ooit geleerd, om het lichaam van Jezus te ontvangen. Mmm, daar is het, het ultieme verlangen.

Ik open mijn ogen en daar, aan de rand van het meer, I kid you not, zit de plaatselijke Franse God, in lotushouding, hot te wezen. En dus verlies ik mijn alignement, weet me geen asana meer te geven en trek toch maar even terug mijn topje aan als hij een babbeltje komt slaan.

Een knappe kunstenaar-muzikant, évidemment, wat anders, maar ons gesprek is heureusement nog veel interessanter. Over hoe je rolt in je rollen en je folliekes, over ziek zijn van de liefde, paniekaanvallen, mallemolens, cyclussen en in vervoering raken, over kussen, kunst en reizen blijven maken.

Al dagen geen mens op deze plek en dan dit exemplaar. God heeft goed gekke humor. Maa-haar… deze keer geen snor. Verwerken, dat was te verwachten. Maar met zo veel genot, daar had ik niet aan gedacht. Hahaha, omg, nee, alsjeblieft, ik ben te oud voor een getrouwd vakantielief. Een korte, maar veelzeggende uitwisseling, weer een minder-is-meer.

Tada!sana, jongens, ik ben er weer, met nieuwe moed. De hondjes liggen al klaar met leeuwenadem in cobra. Lizard pose. Een hagedis schiet weg. Warrior pose. Een reiger staat krachtig in een ‘K’. Frog pose. Een kikker smeekt om een kus. Downward dog. De hondjes steken ook hun bleke kontjes in de lucht. Tree pose. Met zijn drieën tussen de twee bomen van de hangmat. Loebas zucht. Ja, lieverd, het was me wat.

Shavasana. Ik voel na.
Moe, moeder, moet, moedig…
Wat een ochtend vol quantumfysica.

Wie creëerde wie het eerst?
Schrijf ik het leven of schrijft het leven mij?

En kan ik een ro-man schrijven van de mooiste delen, hoofdstukken, flarden en titels van mijn exen? En wordt die dan ook werkelijkheid? Of wordt het een rovrouw?

Die nacht droom ik over een groep Nederlanders die niet wil luisteren naar de stilte. Ik verwijder me. Eén man maakt zich los van de groep, komt me achterna en zegt: ‘Nele, ik kies jou.' Tja…

six

 

Het meer weerkaatst mij deze ochtend weer als enige spiegel. De eendjes landen erop en maken het geluid van zielsgeluk: wij, alle kindjes van de wijk, fietsen rond met flapperende spelkaarten in onze wielen. Geen volwassene die er een stokje voor steekt. Wij zijn onoverwinnelijk.

De buitendouche wast ook de laatste modder in mijn binnenste weg. Ik kom opnieuw tot zinnen, schrijf ze woord voor woord neer voor ze weer verdwijnen.

Hier valt mijn grote ik samen met mijn kleine. Hier word ik weer wakker in een leven dat het mijne wou zijn: je me promène, ik fiets, je danse, ik niets, je crée, de tous mes sens, de mon essence, in een romance of een roman met mezelf of met twee.

Zo aanwezig dat ik af en toe overbodig wil zijn, niet nodig, alleen zijn. Het besef dat niemand niet zonder mij kan, maakt me vrij.

Ik ben.
Leeg. Goed.

Gesorteerd.
Alles wat minder is en meer.
Niets moet.

Uitgestrekt op het hemelse bed, in een kamer vol met zachts: bolletjes wollige woefkes om te zoenen en zeven kleintjes van katoen om eens iets voor mezelf te maken; deze keer een kimono om de monokini van mijn naakte kindje af en toe te bewaken.

Ik blijf niet langer haken dan goed voor me is en laat ook deze dag weer alles en iedereen los.

sept

 

Een hele dag regen.
Volgens le météo tot dag negen.
Heerlijk.
Nog een reden meer om te minderen.

Ik lees een boek waarvan ik weet dat ik het nooit uitkrijg.
Ik maak een dito eenpansgerecht.
Ik voel me une po-elle.
Sizzling en met antiaanbaklaag.
Dichter bij mij, vrij en gezellig,
met die twee zo braaf en zoet aan mijn voeten.
Sofasogood.

Ik hang wat met mijn verlangen in de tempel,
lekker moe onder de moeder der moeders,
vast ooit mijn schoonmoeder geweest.

Ik haak en meerder.
Ik denk steeds minder.
Ik wil niets meer.

Ik ben in balans.
Het is de equinox.

Ik droom een hele nacht dat ik dans
en er maar niet moe van word.

Ik word wakker, nog steeds in een trance.

Quelle douce danse.

huit

 

De woorden raken op.
Wat hou ik van dit niets.

Het universum en ik,
wij praten nu in beeldtaal, symboliek,
dieren, lucht, licht,
impulsen van voelen en van weten,
een sprakeloos gedicht.

Ik leef weer open en bloot.
Ik ben dichter dan ooit.
Schrijf naaktfoto’s.
Bedrijf de liefde met mezelf.

Kijk verder dan mijn verlangen lang is door de lens,
zie een Godin en ook gewoon maar een mens.
Wens mezelf en mijn maatjes de allerzachtste nacht,
de allermooiste lig.

neuf

 

Zo voel ik mij. Comme neuf.
Maar dan vrouwelijk: neuve.

Voor mezelf ben ik uitgeschreven,
ik kan weer geven aan een ander.

Ik schrijf een cadeau voor mijn gastvrouwen en -heren,
over minderen en meren:

Twee viervoeters à la Merveille
die wisten er goed te gedijen
ze leefden als goden
in Frankrijk en doodden
de tijd met zich partout neervlijen

hun mamabaas en papabaasje
genoten ook van leur ménage
twee mensjes, twee hondjes,
vier kwispelende kontjes
in één authentieke village

ze vulden hun dagen met minderen
geen vragen van zagende kinderen
een duik in het meer
die bleek elke keer
voldoende om hen te doen zinderen

de honden, die konden 't hardst blaffen
indringers op leur domaine straffen
bekaf van hun woef
en hun waf ging het oef
steeds terug naar een plek om te maffen

soms lieten de baasjes hen achter
dan gingen ze voor de poort wachten
op die twee hun rentrée
van de lokale marchée
curieux wat zij voor hen meebrachten

ze hielpen er ook vele gasten
die eventjes in 't duister tastten
met een reisje naar binnen
konden zij weer beginnen
aan een leven dat weer bij hen paste

er liep al eens wat in het honderd
maar niemand was dan overdonderd
que sera, tiens, sera
on verra bien, maar ja
er komt altijd weer een wonder boven wonder

oui, Frankrijk was douce in la Merveille
zo zeiden ze mekaar sous le soleil
en 'je t'aime, mon amour,
nondedju, pour toujours
hier worden wij gelukkig vieux et vieille'

dix

 

Groene lappendekens, witte wattenwolken, rode airhostessen, blauwe businessclass kussens en daartussen: moi. Met aan mijn rechterzijde een venster op de wereld en aan mijn linker de enige lege stoel in het hele vliegtuig.

Er werd nog een ‘Leander’ afgeroepen, maar die daagde vandaag nog niet op. Dat is ok, mijn lief, neem je tijd, ik doe het ook graag traag. Quoi qu’il en soit, er is weer ruimte naast mij. Pour un autre.

Lè ander.

Voor de eerste keer in tien dagen zie ik de reflectie van mon être niet in het meer, maar in mijn schilderijtje van een fenêtre. En hoe ik helemaal dezelfde ben en helemaal een ander. Ik schrijf de laatste woorden op, als een note to self: minstens een maal per jaar naar het warme zuiden reizen, zodat je het koude noorden en alle woorden weer kwijtraakt, moederziel alleen kan zijn, à Merveille, gelukkig en naakt.

Ooit blijf ik er voorgoed. Misschien zijn dat wel de eerste woorden van mijn roMan.

 

Nele.nu, september 2023

met grote dank aan en liefde voor Lia, Jeff, Loebas en Filou